veel huisartsen stoppen voor hun vijftigste, gaan aan de slag als waarnemer of verkopen eenvoudig hun praktijk aan commerciële partijen. De dokter kan niet meer dokteren.
De dokter kan weer dokteren door huisartsen hun autonomie terug te geven. Voor het teruggeven van de autonomie zijn twee factoren cruciaal. Ten eerste dient gestopt te worden met verantwoording van de geleverde zorg aan de zorgverzekeraar. Het is begrijpelijk dat de zorgverzekeraar voor het kunnen uitbetalen van vergoedingen een inschatting moet maken van de geleverde zorg. Het is echter niet nodig om op detail niveau alle verleende zorg en uitgeschreven medicatie te verantwoorden. Geef op basis van de populatie van een huisartsenpraktijk een lumpsum vergoeding.
De zorgvraag is afhankelijk van levensfase, huishoudsamenstelling, inkomen, opleidingsniveau en culturele achtergrond. Het spreekt voor zich dat hoe ouder de populatie van een huisartsenpraktijk, hoe groter de zorgvraag zal zijn. Cijfers van het CBS laten zien dat mensen met een lager sociaal economische status aantoonbaar een slechtere gezondheid hebben en een groter beroep doen op de eerstelijnsgezondheidszorg. Het vluchtelingenvraagstuk laat zien dat voor vluchtelingen uit Oekraïne en Syrië een ander gesprek en andere zorg nodig is.
Verdeel het totaal bedrag dat jaarlijks door de zorgverzekeraars aan huisartsenzorg wordt uitgegeven dus lumpsum. Op basis van demografie is een inschatting te maken wie, hoe vaak een beroep doet op de huisarts. Big data onderzoek kan hierbij behulpzaam zijn. Nog eenvoudiger is een verdeling te maken door het verstrekken van een lumpsum bedrag per gemeente. De gemiddelde huisartsenzorg per inwoner vraagt in gemeenten meer in de gemeente Eemsdelta dan de gemeente Leiden. Onder regie van lokale koepelorganisaties en de landelijke huisartsen vereniging kan vervolgens op lokaal niveau gekeken worden waar in welke wijk meer of minder huisartsen nodig zijn.
Ten tweede is het nodig anders te kijken naar het consult. In het recent afgesloten zorgakkoord met de huisartsen is afgesproken de duur van een consult te verruimen van 10 naar 15 minuten. Een langer consult geeft huisartsen meer tijd voor de patiënt. Onder druk van tijd is het nu vaak zo dat huisartsen gelijk ter zake komen. ‘Doe uw trui maar omhoog dan zal ik gelijk luisteren’. Uit vrees verzeild te raken in lange gesprekken over de gemoedstoestand van de patiënt, gaat de huisarts zo snel mogelijk naar een lichamelijk onderzoek. Vijftien minuten geeft de huisarts meer ruimte om echt in gesprek te gaan. Het betekent wel dat per dag minder patiënten kunnen worden gezien.
Het idee van een consult met een bepaalde tijdsduur is rigide. Om tot een diagnose te komen zal soms 5 minuten volstaan, soms 20 minuten. Patiënten weten ook dat een consult 10 minuten duurt. Ze gaan het zien als recht en laten soms twee consulten achter elkaar inplannen. Laat de vaste duur los. Een huisarts die zijn patiënten kent, weet wat er aan de hand is, kan de situatie snel inschatten en weet wie meer of minder tijd nodig heeft. Een huisarts die zijn patiënten kent, kan ook inschatten of een consult digitaal kan, een visite nodig is of dat een praktijkondersteuner een patiënt kan helpen.