Patiënten met complexe aandoeningen zien vaak meerdere dokters. Samenwerking tussen artsen is voor hen van groot belang voor goede medische zorg. Toch werken artsen in praktijk vaak op hun eigen ‘eilandje’ en zorgt dit voor miscommunicatie. Met elkaar, en met de patiënt. De noodzaak om beter samen te werken, en samenwerking dus meer aandacht te geven in de opleidingen tot arts, is inmiddels breed gevoeld.
Maar hoe moet zo’n intraprofessioneel opleidingsprogramma er dan uitzien? Natasja Looman, psycholoog en verbonden aan het Radboudumc als projectleider interprofessioneel samenwerken, promoveerde op deze vraag. Haar proefschrift Empowerment of residents for intraprofessional collaboration: the role of context, culture and power dynamics geeft inzicht in wat er nodig is, of juist niet werkt, voor het leren samenwerken tussen eerste en tweedelijns aios in het ziekenhuis.
Ze koos de stageperiode van huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde in opleiding in het ziekenhuis als perfecte plek om dit te onderzoeken. Dan werken de verschillende groepen aios, die elk (vooral) in hun eigen systeem worden opgeleid, namelijk langere tijd op dezelfde plek. In 6 ziekenhuizen observeerden een psycholoog en een arts de samenwerking. Ook namen zij tientallen kwalitatieve interviews af met de aios en hun supervisors. Wat bleek? De stageperiode biedt heel veel mogelijkheden om te kunnen samenwerken, maar in praktijk worden deze nauwelijks benut.
Looman licht toe: ‘Daarbij spelen machtsdynamieken een rol. Macht beïnvloedt hoe (groepen) mensen naar elkaar kijken en met elkaar omgaan. Vaak zijn deze dynamieken onuitgesproken, zoals de aanname dat een medisch specialist ‘hoger’ staat dan een huisarts. Deze dynamieken kunnen positieve en negatieve effecten hebben. In een negatieve vorm zorgen ze ervoor dat mensen zich niet gehoord voelen of niet aan durven te geven dat ze iets niet weten.’
Met de komst van COVID-19 gebeurde er iets bijzonders op de ziekenhuisvloer. Looman zag meer samenwerking ontstaan. ‘Op dat moment was niemand deskundig over deze nieuwe ziekte. Het was voor iedereen duidelijk dat ze elkaar nodig hadden. Dat zorgde ervoor dat ieders perspectief en expertise serieus genomen werd.’
‘Een positieve machtsdynamiek dus. Aios voelden zich meer gewaardeerd en durfden makkelijker iets te vragen.’
Alle observaties en interviews hebben gediend als basis voor 12 zogenaamde ontwerpprincipes voor intraprofessionele leeractiviteiten. Voorbeelden van die principes zijn ‘samenwerken op een gelijkwaardige manier’. Of ‘neem de patiënt altijd als vertrekpunt van een samenwerking’. Focusgroepen met aios, supervisors, onderwijskundigen, beleidsmakers en patiënten hebben deze uitgangspunten aangescherpt. Tijdens een werkconferentie zijn vervolgens leeractiviteiten ontwikkeld, die de basis vormen van de module Transmuraal Intraprofessioneel Leren Samenwerken (TILS).
In 2021 zijn aios klinische geriatrie, huisartsgeneeskunde, ouderengeneeskunde en interne geneeskunde aan de slag gegaan met deze module. Tijdens de module keken ze bijvoorbeeld vanuit het perspectief van de patiënt naar zijn of haar route langs diverse artsen en instellingen, de zogenaamde patient-journey. Of ze gingen aan de slag met rich pictures; een werkvorm waarbij tekenen kan zorgen voor het op gang brengen van een dialoog, bijvoorbeeld over (onbewuste) oordelen over elkaar.
Tijdens de evaluatie van de TILS-module hoorde Looman terug dat aios voor het eerst het gevoel hadden hiërarchisch op één lijn te zitten. Ook supervisors gaven aan veel te leren van de leeractiviteiten. Uit het gehele promotieonderzoek kwam naar voren dat intraprofessioneel samenwerken meer formalisatie nodig bleek te hebben. Looman: ‘Dokters hebben de neiging snel naar de medische inhoud te gaan. Het is daarom goed een moment in te bouwen om af te spreken wie wat doet én wie hierover communiceert met de patiënt.’
Aan de hand van deze evaluatie en input uit een 2e werkconferentie is de module inmiddels verder aangescherpt. Daarnaast is een werkboek Werkvormen voor interprofessioneel opleiden in de zorg ontwikkeld. Daarin staan methoden uit de module en andere goede voorbeelden uit het land. ‘Het belang van interprofessioneel samenwerken is voor steeds meer mensen duidelijk, maar het is vaak nog zoeken hoe hier vorm aan te geven. Het werkboek biedt inspiratie en handvatten’, stelt Looman.
Een belangrijke les voor Looman was om tijdens het onderzoek adaptief te zijn. Bij de aanblik van de impact van COVID-19 op de dynamiek op de werkvloer, was creativiteit nodig om dit in het onderzoek mee te kunnen nemen. ‘Deze extra studie was niet begroot, maar ik vond het een gemiste kans om hier niks mee te doen. In samenwerking met de Federatie Medisch Specialisten konden we een extra deelstudie opzetten om deze lessen vast te leggen.’
Looman hoopt dat de inzichten uit het onderzoek hun weerklank vinden in de opleidingspraktijk. Iets waar zij zich altijd van bewust is geweest tijdens het verwerken van haar resultaten. ‘Wetenschappelijke publicaties zijn belangrijk, maar om onderzoek te laten landen in de praktijk is meer nodig. Daarom is er nu het werkboek, en heb ik video’s gemaakt over machtsdynamieken en praktische tips om hiermee om te gaan. Zo hoop ik dat de inzichten impact kunnen maken in de opleidingspraktijk.’