Publicatiedatum 25-04-2023 | 15:00
Tijdens de coronapandemie moesten huisartsen zorg van ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg overnemen. Dit was volgens hen zinvol voor sommige patiënten, maar meestal niet wenselijk. Andere aanpassingen, zoals meer maatwerk in de zorg voor chronisch zieke patiënten, vonden zij wel nuttig. Dat blijkt uit gesprekken van RIVM-onderzoekers met huisartsen over de lessen die zij tijdens de coronapandemie leerden.
De huisartsen gaven in die gesprekken aan dat het extra werk hun werk zwaarder maakte. Bovendien zijn ze er niet altijd voor opgeleid. Voor de toekomst vinden ze het daarom belangrijk dat de overname van zorg in goed overleg gebeurt. Ook moeten dan duidelijke afspraken worden gemaakt over wie waarvoor verantwoordelijk is. Vanwege de blijvende druk op de huisartsenzorg is het belangrijk om te leren van aanpassingen in de huisartsenzorg tijdens de coronapandemie.
Naast de overgenomen taken, moesten huisartsen tijdens de coronapandemie hun ‘eigen’ zorg aanpassen. Door de maatregelen konden minder mensen naar de praktijk komen. Daarom is er meer digitale zorg gegeven, zoals videobellen en schriftelijke digitale zorg via chat en e-mail. Ook de zorg voor chronisch zieken werd anders georganiseerd. Huisartsen lieten deze patiënten minder vaak standaard naar de praktijk komen. Ook verliep het contact bij een deel van deze patiënten digitaal.
Huisartsen hebben deze veranderingen zowel positief als negatief ervaren. Volgens hen waren online schriftelijke consulten geschikt voor korte, simpele vragen of overleg. Bijvoorbeeld over een plekje op de huid of over een aanpassing van medicijnen. Ook hebben huisartsen geleerd dat meer maatwerk voor chronisch zieke patiënten mogelijk is. Bijvoorbeeld door per patiënt te bekijken hoe vaak iemand langs moet komen en of de zorg ook digitaal kan worden geleverd. Verder waren ze positief over de afspraken van 15 minuten (in plaats van 10) en meer overleg met praktijkassistenten. Minder positief waren huisartsen over videobellen als vervanging van een consult in de huisartsenpraktijk. Ze konden de klacht dan moeilijker beoordelen omdat ze de patiënt niet in het echt zagen.
Verder blijkt dat huisartsen niet goed weten welke patiënten helemaal zijn weggebleven en waarom ze geen contact met hen zochten. Het kan zijn dat klachten vanzelf over gingen of dat mensen de zorg hebben gemeden en nog steeds klachten hebben. Huisartsen maken zich daarom zorgen over verborgen leed bij hun patiënten, vooral bij kwetsbare ouderen. Een deel van de mensen komt nu wel weer langs, soms met een lijst aan klachten. Het lijkt erop alsof ze deze klachten hebben ‘opgespaard’ tot het moment dat het weer mogelijk was om langs te komen.
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS.