03-11-2022 | Door: Pjotr van Lenteren
De wetenschappelijke adviesraad (WAR) heeft twee nieuwe leden: hoogleraar epidemiologie Joline Beulens en huisarts en hoogleraar huisartsgeneeskunde Jochen Cals.
Met de zittende leden vormen zij een multidisciplinair team, dat de Hartstichting gevraagd en ongevraagd zal adviseren op het gebied van wetenschap en zorginnovatie. Wat is hun visie? Wat willen zij toevoegen aan de WAR en wat hopen ze te bereiken?
Joline Beulens
“We weten wat gezond gedrag is. Hoe krijgen we mensen zo ver dat ze dat ook gaan dóen?”
Professor Joline Beulens (1976) is van huis uit voedingswetenschapper en doet epidemiologisch onderzoek om de leefstijl van mensen te beïnvloeden en daarmee het risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Ze staat met het ene been in klinisch onderzoek naar hart- en vaatziekten en het andere in preventie en publieke gezondheid. Dat is niet vanzelf zo gekomen. Ooit opgeleid als diëtist en voedingswetenschapper, raakt ze steeds meer gegrepen door de epidemiologie tijdens haar promotieonderzoek op het gebied van Humane Voeding in Wageningen. Ze bestudeert met twee achtereenvolgende Dekkerbeurzen de rol van vitamine K bij het ontstaan van slagaderverkalking en hart- en vaatziekten. Meer en meer vraagt ze zich af: hoe kunnen we gezond gedrag ook helpen volhouden? Dat is ook de centrale vraag in het consortium SUPREME NUDGE, dat Beulens leidt. In dat consortium werken epidemiologen samen met gedragswetenschappers en psychologen. En wat ze daar leert, past ze weer toe in de soms weerbarstige praktijk van overheidsbeleid als lid van de Commissie Voeding van de Gezondheidsraad. “Ja, dat zijn een hoop verschillende petten. Ik ben er dol op. Van alle specialisten die ik ontmoet, leer ik nog elke dag. Probeer dan maar eens níet geïnspireerd te raken!”
Waar ben je trots op?
“Ik denk dat je nooit op vernieuwing komt als je binnen gebaande paden blijft. Je moet juist zoveel mogelijk proberen te leren van andere disciplines. Als voedingskundige en methodoloog specialiseerde ik me in de invloed van één kleine voedingsstof, vitamine K, op grote, veelvoorkomende ziektes diabetes en slagaderverkalking. Terwijl ik dat deed, keek ik zoveel mogelijk mee over de schouders van mensen die ergens anders goed in waren. Ik leerde over de functie van het hart van een cardioloog, hoe je slagaderverkalking meet met verschillende vormen van CT-scans van een radioloog, en later over gedragsverandering van gedragswetenschappers. In al die kennis de grote verbanden ontdekken en samen stappen zetten om een omgeving mogelijk te maken waarin gezond gedrag vanzelfsprekend is: daar ben ik trots op.”
Wat hoop je te bereiken met de WAR?
“Ik denk dat we – en dat is afgelopen jaren wel anders geweest – niemand meer hoeven overtuigen van het belang van preventie, gezonde leefstijl en leefomgeving. Het is de uitdaging om te zorgen dat die kennis wordt toegepast in de zorg én op de plek waar mensen wonen en werken. Dat laatste is belangrijk, want veel wat bij de huisarts of in het ziekenhuis is bereikt, gaat in het leven van alledag weer snel verloren. We moeten naar zulke processen fundamenteel onderzoek blijven doen, maar vaak denk ik: we wéten het wel, er is juist meer implementatie en toegepast onderzoek nodig. Het gaat uiteindelijk om het geheel, hoe kennis van het ene domein naar het andere gaat. Of niet. Dáár wil ik in het bijzonder op letten.”
Jochen Cals
“Geef mensen positieve doelen in plaats van ze te labelen met een chronische ziekte. Die aanpakt werkt, maar hoor ik nog veel te weinig.”
Jochen Cals (1980) werkt naast zijn onderzoek naar het verbeteren van diagnostiek, waaronder die van hart- en vaatziekten, in een huisartsenpraktijk in Sittard. Hij maakt zich sterk voor onderzoek dat huisartsen in de dagelijkse praktijk helpt om efficiënt en effectief diagnostiek in te zetten. Hij doet daar zelf onderzoek naar en is kwartiermaker van het Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde, dat als doel heeft grootschalig wetenschappelijk onderzoek in alle huisartsenpraktijken in Nederland mogelijk te maken, zonder de vakgenoten te veel te belasten. Want: een arts in een ziekenhuis heeft het relatief makkelijk om aan deelnemers voor onderzoek te komen, maar hoe doe je dat als je patiënten van vijfhonderd verschillende praktijken bijeen moet scharrelen? Naast zijn onderzoek en zijn organisatiewerk is hij ook drie dagen per week aan het werk als huisarts. “Zeker vind ik dat ook nu nog elke dag leuk”, lacht de voormalig triatleet. “Het is een interessant tijdsgewricht voor huisartsen en ook ik heb op het Malieveld gestaan, maar ik doe mijn werk nog steeds met veel plezier, net als veel van mijn collega’s. Ik denk dat we ons niet moeten verliezen in het verhaal dat de huisarts verzuipt. Wel dat we het er goed over moeten hebben waar we voor zijn en waarvoor niet.”
Waar ben je trots op?
“Dat het me lukt, naast mijn werk in de praktijk, om steeds projecten te blijven bedenken die bruikbare wetenschap opleveren en jonge onderzoekers enthousiast te maken voor het vak. Dat we er samen in slagen om administratieve barrières op te lossen voor al die huisartsen die meedoen aan onze onderzoeken, door de werklast in plaats van bij de huisarts bij onderzoekers te leggen. En de grote onderzoeken die we samen binnenhalen, zonder competitie. Zoals onlangs een groot COVID-onderzoek, gefinancierd door ZonMw: alle vakgroepen huisartsgeneeskunde van alle universitaire medische centra doen mee! Als ik naar mijn eigen onderzoek kijk, dan ben ik trots op de eerste internationale trials voor een vingerprik die binnen een paar minuten vertelt of er een infectie is en dus antibioticum ingezet moet worden. Het is geen hart- en vaatonderzoek, maar geeft wel goed aan wat ik bedoel. Onderzoek dat mensen snel verder helpt en uit het ziekenhuis houdt.”
Wat zou je met de WAR willen bereiken?
“Ziekenhuisspecialisten kunnen medicijnen voorschrijven wat ze willen, maar als wij patiënten niet gemotiveerd krijgen om ze te blijven slikken, dan heeft dat weinig zin. En andersom, in het ziekenhuis zijn prachtige apparaten om levens te redden, maar voorkomen dat die levens in gevaar komen, gebeurt juist buiten het ziekenhuis. We hebben elkaar dus heel hard nodig. Er zijn veel goede initiatieven gaande op dat vlak, maar ik denk dat de samenwerking tussen huisartsen en specialisten nog veel beter kan. Mensen zijn niet hun ziekte. Ze komen niet met een bordje met een aandoening op hun voorhoofd binnenlopen. Ik zie het helaas elke dag: van labels word je zieker. Huisartsen kunnen als geen ander helpen bij het ontwikkelen van oplossingen die positief zijn voor patiënten. Dus betrek ons zoveel mogelijk en zo vroeg mogelijk, ook in de wetenschap. Ik vind het wel een mooie rol voor de WAR om meer aan te dringen dat er altijd een huisarts aan boord is bij projecten die huisartsen aan gaan. Je vindt ongetwijfeld wel een huisarts die zegt: leuk idee, maar als je onderzoek gaat ontwikkelen waarvan we bij voorbaat al weten dat dit meer bezoek in onze praktijk oplevert: heb huisartsen dan ook aan het stuur. Daar komen zeker weten mooie dingen uit voort.”
Dir artikel is eerder verschenen in Hartstichting
Over de auteur