Max televisie Expeditie Nederland documentaire “Tekort aan huisartsen” met Huisartsen Erika Steenbergen en Han Mulder over nieuwe nul praktijken in de regio op initiatief van de huisartsen om het praktijkhouders te kort aan te pakken. Door Jolande Verheij, Verslaggever Actueel, RTV Oost.
In Nederland lijden twee tot drie miljoen mensen aan aanhoudende lichamelijke klachten (ALK). Deze patiëntengroep voelt zich vaak niet gehoord, veroorzaakt aanzienlijke kosten en leidt tot frustratie bij zowel zorgverleners als patiënten. Carine den Boer, een ervaren (kader)huisarts met een passie voor het verbeteren van de zorg voor mensen met ALK, benadrukt de ernst van dit onderbelichte probleem.
De Missie van Carine den Boer
Carine den Boer, een gepromoveerd huisarts, heeft een missie: de zorg voor mensen met ALK verbeteren en een brug slaan tussen somatische en psychologische zorg. Ze erkent dat ALK een groot, maar vaak genegeerd onderwerp is, met weinig gespecialiseerde kennis in de gezondheidszorg.
Belang van Juiste Informatie
Carine heeft onlangs als expert meegewerkt aan een item van EenVandaag over ALK-patiënten met een verslaving aan voorgeschreven opiaten. Ze streeft ernaar om de juiste informatie over ALK te verspreiden in de media, omdat ze vaak onnauwkeurigheden opmerkt die tot verkeerde interpretaties leiden.
Het Belang van Erkenning door Huisartsen
Volgens Carine worden ALK-patiënten vaak niet serieus genomen vanwege de complexiteit van hun klachten. Ze benadrukt het belang voor huisartsen om deze patiëntengroep serieus te nemen, zodat zij zich gehoord voelen en hun klachten adequaat kunnen worden behandeld.
Een Persoonlijke Uitdaging voor Huisartsen
Carine moedigt haar collega huisartsen aan om het helpen van ALK-patiënten te zien als een interessante uitdaging. Ze vergelijkt het proces met het oplossen van een unieke puzzel bij elke patiënt, waarbij individuele benaderingen vereist zijn.
Het ultieme doel van Carine is om het bewustzijn over aanhoudende lichamelijke klachten te vergroten onder huisartsen en hen te trainen in het omgaan met ALK-patiënten. Ze zet zich actief in om accurate informatie over ALK te verspreiden en zo de kennis over dit onderwerp te vergroten.
Bekijk de Video: Carine den Boer legt ALK verder uit
Interview met huisarts Liesbeth Vos over wijkgericht werken in Wheermolen (Purmerend).
“De lijntjes tussen de organisaties zijn korter.”
Wat was bij jullie de aanleiding voor wijkgericht werken?
“Het was eigenlijk heel praktisch begonnen. We waren zelf voor de praktijk opzoek naar een nieuwe ruimte. Hierdoor hadden we veel contact met de gemeente Purmerend en woningbouwvereniging Intermaris. Er wordt veel verbouwd, afgebroken en opnieuw opgebouwd in Purmerend. We kwamen er achter dat we als huisarts slecht wisten wat er speelde in onze eigen wijk.”
“Er zijn nu in onze wijk twee multidisciplinaire overleggen (MDO’s), ook wel wijknetwerkoverleg genoemd. Het ene overleg is gericht op leefbaarheid in de wijk en vooral over de kwetsbare buurtbewoners met multiproblematiek. Het andere overleg is toegespitst op jeugd/jongeren. De wijknetwerkoverleggen doe ik samen met Miriam Smit en Floor Groot. Bij het MDO ouderenzorg speelt mijn POH-er Anita Reus een grote rol in de organisatie. Wij zijn de trekkers geweest, maar er is bij alle partijen, zeker bij jeugd, een grote behoefte voor meer en beter samenwerken met de huisarts.”
Hoe werkt een wijkgericht MDO?
“Ik vind dat een MDO niet te abstract moet zijn. Wél graag concrete dingen! In het begin was het vooral elkaar leren kennen. Wie zitten er aan tafel en hoe kunnen we elkaar bereiken voor afstemming? Daarnaast hebben we samen ook de AVG in combinatie met het overleg bekeken. Een van de deelnemers zei treffend: ‘Als het ten goede komt van de patiënt moet de AVG niet in de weg staan.’ Welke informatie er gedeeld wordt, verschilt per organisatie.”
Wat zijn voor jou de voordelen van wijkgericht werken?
“Weten wat er speelt in de wijk! Dat komt ten goede van de leefbaarheid en kwaliteit van de wijk en uiteindelijk van onze patiënten. Het is super leuk om een wijknetwerk op te bouwen. Enthousiaste professionals die met liefde en aandacht werken in dezelfde wijk. Dat geeft enorm veel plezier in je eigen werk als huisarts.”
“Doordat je elkaar kent uit de MDO’s is het makkelijker samenwerken. Ik kan als huisarts de sociale problemen nu ook ergens kwijt. Daarnaast is het handig om eerder op de hoogte te zijn. We moeten af van ad hoc zorg en brandjes blussen. Je kunt sommige zaken niet voorkomen, maar je kunt het wel aan zien komen en er rekening mee houden. Zo kan ik nu bijvoorbeeld snel contact leggen voor afstemming met de contactpersoon van het MABZ (Meldpunt & Advies Bijzondere Zorg (GGD ZW) in onze eigen wijk. Deze partij schakelt op zijn beurt weer snel met de wijkconsulent van de woningbouwcoöperatie bij een kwetsbare patiënt bij verwaarlozing of multiproblematiek.”
“Tijdens het overleg wordt er ook vaak besproken welke organisatie/persoon je voor een bepaalde casus kunt inschakelen. De sociale kaart is best ingewikkeld. Zo’n overleg is dan een handig middel.”
Zijn er ook concrete voorbeelden waarbij wijkgericht werken in het voordeel van de patiënt is?
Liesbeth roept direct en enthousiast een volmondig ja. “De lijntjes tussen de organisaties zijn korter. Er kan nu veel sneller bijvoorbeeld verslavingshulp ingeschakeld worden als mijn patiënt een terugval heeft.”
“Voor het thema ouderenzorg werkten wij al wijkgericht met De Zorgcirkel en Evean. Verschillende disciplines haken, waar nodig, aan bij een overleg waar casuïstiek wordt besproken.”
Gebruik je ook nog speciale tools om wijkgericht te werken?
“Wij gebruiken VIPLive. Je hoeft maar één bericht te maken. Ontvangers zien welke actie er nodig is en wie wat oppakt. Voorheen moest ik er meerdere telefoontjes/mailtjes aan wijden. Ook was het vaak een gedoe met het overzicht hebben van de betrokken zorgverleners rondom een patiënt. Het netwerk om de patiënt staat nu in het systeem, daardoor heb je meer overzicht en AVG-proof!”
Heb je een tip voor anderen?
“Het kost tijd, maar dat is het meer dan waard. Investeer er in. Bedenk ‘wat kan ik zelf als huisarts en waar heb ik anderen voor nodig?’ Begin en wacht niet tot dat een ander de eerste stap zet. Wijkverpleegkundigen hebben hier ook uren voor. Ieder heeft zo zijn eigen specialisme en eigen invalshoek. Juist door beter samen te werken versterken we elkaar.”
Vanuit DAI artsen / Gezonde Wijkaanpak delen we positieve ervaringen, uitdagingen en kansen met betrekking tot wijkgericht werken. DAI verzamelt relevante items, interviews en andere bronnen. Voor ideeën, best practices en interviews, neem gerust contact met ons op via e-mail: redactie@dai-artsen.nl.
Het omgaan met patiënten die een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben, kan voor huisartsen een uitdaging vormen. Tijdens een scholing in een huisartsenpraktijk in Amsterdam gaven deelnemers aan moeite te hebben met het herkennen van dit gedrag en ervaren zij het als lastig om invloed uit te oefenen op het gedrag van deze patiënten.
Een veelvoorkomende uitdaging voor zorgprofessionals en artsen is om de patiënt op een niveau te benaderen dat voor hen toegankelijk is. Een belangrijke vaardigheid hierbij is het formuleren van vragen of uitleg die begrijpelijk zijn voor de patiënt.
Een andere uitdaging is dat zorgprofessionals beleefd willen blijven en vermijden om confronterend over te komen. Hierbij zoeken ze naar een indirecte manier om hun punt over te brengen. Een essentiële vaardigheid is echter om zaken duidelijk en direct aan te kaarten wanneer nodig.
Een derde uitdaging is het begrijpen van hoe motivatie echt werkt. Vaak zijn zorgprofessionals gewend om een beroep te doen op rationele argumenten om langdurig en gemotiveerd gedrag te bevorderen. Het vinden van alternatieve manieren om druk uit te oefenen kan lastig zijn. Hiervoor is een dieper inzicht in motivatie noodzakelijk.
Een huisarts geeft bijvoorbeeld aan dat een jonge vrouw veel wisselende seksuele contacten heeft en daardoor herhaaldelijk soa’s oploopt. De arts wil de patiënt bewust maken van de risico’s voor zichzelf en anderen. Hoe zou u dit gesprek starten?
Leny Blonk – Centen is verpleegkundig specialist (Heelkunde, mammacare) en maakt al geruime tijd actief gebruik van Beter Verwijs, het online leefstijlverwijsplatform. In haar rol is ze het aanspreekpunt en spin in het web voor patiënten met (mogelijk) borstkanker. Leefstijl is hierin een belangrijk onderwerp als ze spreekt met haar patiënten.
“Vindt u het goed als we het over uw leefstijl gaan hebben?”
Leny Blonk krijgt zelden een ‘nee’ als antwoord op deze vraag. Ze ontvangt patiënten die onderzocht worden op verdenking van borstkanker bij de radiologieafdeling. Bijna alle patiënten staan open voor het aanpassen van hun leefstijl als dat nodig is. Omdat deze ziekte levensbedreigend is, grijpen mensen naar alles wat ze zelf kunnen doen om hun kansen op herstel te vergroten.”
Het belang van een goed intakegesprek
Voorafgaand aan de operatie wordt er altijd een intakegesprek gehouden waarin patiënten uitleg krijgen over de operatie en het belang van een goede fysieke gesteldheid voorafgaand aan de operatie. Het Leefstijlroer, van Vereniging Arts en Leefstijl, een hulpmiddel dat inzicht geeft in de leefstijlwensen van de patiënt, wordt tijdens dit intakegesprek ook besproken. “Daarnaast geef ik aan dat er aanvullende begeleiding wordt geboden op alle aspecten rondom leefstijlverbetering zonder extra kosten voor de patiënt. Patiënten luisteren vaak met volle aandacht naar dit korte leefstijlgesprek. Ik heb ook echt wel patiënten die al jaren te veel drinken of flink overgewicht hebben en geen motivatie voelen om het leefstijlprobleem aan te pakken. Dat is oké. Je kunt als zorgverlener namelijk niet iedereen helpen. De gouden tip? Ik focus me op de succesverhalen en de stappen die ik zet met patiënten die wel aan de slag willen met leefstijlverandering. Bij de patiënten die niet gemotiveerd zijn, blijf ik leefstijl wel ieder consult agenderen als bespreekonderwerp. Nooit op een dwingende manier, patiënten moeten immers zelf een intrinsieke motivatie hebben om een leefstijlverandering te laten slagen.”
De connectie naar Beter Verwijs
Aan het einde van het intakegesprek krijgen patiënten van Leny het Leefstijlroer mee, waarmee ze zelf kunnen nadenken over hun leefstijl en welke veranderingen ze willen aanbrengen. Als patiënten openstaan voor leefstijlverandering, wijst Leny hen op het aanbod van Beter Verwijs, waar ze rustig de verschillende leefstijlbegeleidingen per thema kunnen bekijken. Deze interventies worden vergoed en kunnen helpen bij extra aandacht en motivatie vanuit de patiënt. “Zelfs als patiënten in eerste instantie de boot afhouden, grijpen ze later vaak terug naar de link naar Beter Verwijs en de leefstijlmogelijkheden wanneer ze blijvende klachten ervaren.” Leny blijft leefstijl bespreken en als een patiënt geïnteresseerd is, plant ze het zaadje en meldt de patiënt aan bij het online platform. Dit kost haar nog geen 10 seconden en het platform neemt het werk van contact tussen patiënt en begeleiding over. Het belang van leefstijlverandering in de zorg wordt hiermee benadrukt.
Keuzevrijheid in gezondheid: diverse opties voor persoonlijke leefstijlverbetering
“De patiënt heeft de vrijheid om te kiezen met welk thema hij of zij aan de slag wil. Er zijn verschillende opties beschikbaar, afhankelijk van de persoonlijke voorkeur. Zo kan men bijvoorbeeld kiezen voor beweging met ondersteuning van de buurtsportcoach, die helpt bij het vinden van geschikt sport- en beweegaanbod in de eigen gemeente. Een andere optie is om te werken aan gewichtsverlies en te kiezen voor The Right Meal, die online voedingsadvies bieden en een voedingsplan opstellen dat past bij ieders zorgbehoefte, smaak en situatie. Voor mensen die hun slaapkwaliteit willen verbeteren, is er de mogelijkheid om slaapoefentherapie te volgen. Voor degenen die willen stoppen met roken zijn er programma’s zoals Rookvrij & Fitter of WeQuit beschikbaar.”
Terugkoppeling na keuze interventie
“Wanneer een patiënt besluit om via Beter Verwijs een leefstijlbegeleiding te volgen, krijg ik hier automatisch een melding van via het platform per e-mail. Tijdens het nazorgtraject zien we patiënten in het eerste jaar regelmatig terug. Vanuit mijn rol verwerk ik in mijn rapportages dat er een verwijzing is gedaan naar Beter Verwijs en dat de patiënt is gestart met een interventie. Bij een vervolgcontrole kan ik zo stilstaan bij de ervaring van de patiënt in dit proces.”
Beter Verwijs is er voor iedere zorgverlener
“Niet alle zorgverleners zijn nog op de hoogte van de mogelijkheid om Beter Verwijs te gebruiken, maar het is voor iedereen beschikbaar. Zorgverleners zijn soms terughoudend om leefstijl te agenderen en door te verwijzen omdat het als extra werk wordt gezien. Met Beter Verwijs is het echter gemakkelijk geworden om te verwijzen naar leefstijlinterventies. Ik ervaar het verwijsproces als positief en misschien wel het aller belangrijkste: patiënten waarderen het enorm. Het standaard agenderen van leefstijl zou door zorgverleners mijn inziens ook een ‘must’ zijn om een bijdrage te leveren aan een maatschappelijk belang en de druk op de zorg waar mogelijk te verminderen. Volgens IZA 2022 is ongezond gedrag verantwoordelijk voor bijna 20 procent van de ziektelast.”
Een enquête uitgevoerd door de AI en Digital Medicine Chair van de Université de Mons, in samenwerking met Medi-Sfeer en AI4Belgium, toont de verwachtingen en zorgen aan van Belgische huisartsen wat artificiële intelligentie (AI) betreft en biedt een uniek inzicht in de kansen en uitdagingen die gepaard gaan met AI in de zorg.
De ‘Barometer van AI-implementatie bij huisartsen in België’ is een innovatieve en ambitieuze enquête die het potentieel van artificiële intelligentie (AI) onderzoekt in een vaak verwaarloosd domein: de huisartsengeneeskunde.
Terwijl AI zijn waarde al heeft bewezen in verschillende specialismen, zouden huisartsen, de eerste lijn in de gezondheidszorg, ook veel voordeel kunnen halen uit de opkomende technologie.
Uit de barometer blijkt dat de belangstelling van huisartsen voor AI toeneemt. Meer dan 95% van de respondenten heeft van AI gehoord en 80% van hen zegt geïnteresseerd te zijn. Nederlandstalige artsen (51,6%) tonen significant meer belangstelling voor AI dan Franstalige artsen (29,16%), zonder verschil in praktijksetting of leeftijd.
Een globaal positieve visie De respondenten zijn over het algemeen positief over de intrede van AI, met een mediaan van 58 op een schaal van 100. Maar de respondenten zijn verdeeld over de impact van AI in de komende vijf jaar, het belang ervan voor huisartsen en de impact ervan op de huisartsenpraktijk (mediaan van 50 voor elke vraag). Maar de deelnemers waren het eens over de voordelen van AI, zoals een grotere snelheid en betrouwbaarheid van de besluitvorming (76,6%), een kleiner foutenrisico (76,6%) en de mogelijkheid van meer gepersonaliseerde en op maat gesneden patiëntenzorg (63,9%).
Gebieden waarop de huisartsen de voorkeur geven aan de ontwikkeling van AI zijn ondersteuning van de analyse en interpretatie van onderzoeksresultaten (88,6%), de ontwikkeling van preventieve en diagnostische acties (88,1%) en follow-up en monitoring van patiënten op afstand (76,2%). Maar er wordt ook gewezen op risico’s, zoals het verlies van sociale banden en de ontmenselijking van het werk (67,8%), het opduiken van nieuwe psychosociale risico’s (63,9%) en de afname van de belangstelling voor het werk (50,2%).
Verwacht wordt dat AI gevolgen zal hebben voor de dagelijkse praktijk van huisartsen, met name door een andere organisatie van het werk en een andere taakverdeling (80%), door een gemakkelijker beheer van werkstromen en roosters (80%) en door een verandering van zorgpaden en protocollen (76,6%).
Conclusie De resultaten van de enquête tonen een toenemende belangstelling voor AI bij Belgische huisartsen, hoewel AI nog steeds grotendeels wordt geassocieerd met specialistische en ziekenhuisgeneeskunde.
Voor dr. Giovanni Briganti, docent AI en Digitale Geneeskunde aan de Université de Mons, “geven de deelnemers aan de enquête een algemeen positief beeld van de implementatie van AI in de huisartsenpraktijk en identificeerden ze verschillende gebieden waarop AI een belangrijke impact zou kunnen hebben, zoals de analyse en interpretatie van onderzoeksresultaten, de ontwikkeling van preventieve en diagnostische acties en de opvolging en monitoring van patiënten op afstand.”
Zorgen Maar huisartsen uiten ook hun bezorgdheid over de potentiële risico’s van AI, zoals de ontmenselijking van het werk, het ontstaan van nieuwe psychosociale risico’s en de verminderde belangstelling voor bepaalde taken.
“Het is essentieel om met deze zorgen rekening te houden bij de ontwikkeling van nationale en internationale strategieën om AI in de medische praktijk te integreren”, zegt dr. Briganti. “Bovendien wijst de impact van AI op de dagelijkse praktijk van huisartsen erop dat de organisatie van het werk, de taakverdeling en de samenwerking tussen gezondheidswerkers opnieuw moeten worden bekeken. De resultaten van deze studie kunnen worden gebruikt als basis voor het ontwikkelen van een passend beleid en een dito opleiding om huisartsen te ondersteunen bij de overgang naar een huisartsenpraktijk mét artificiële intelligentie.”
“Verder onderzoek is ook nodig om het begrip van de verwachtingen en behoeften van huisartsen met betrekking tot AI te verdiepen en om oplossingen op maat te ontwikkelen die tegemoetkomen aan de specifieke noden van de sector.”
.Er is geen bewijs gevonden dat de onderzochte digitale toepassingen de werkdruk in de huisartsenzorg verminderen. Daarmee is geen bewijs dat de oplossing bijdragen aan het terugdringen van de personeelstekorten in de huisartsenzorg. Hoewel je zou kunnen verwachten dat de inzet van digitale zorgtoepassingen bij digitaal vaardige patiënten extra tijd vrijmaakt voor digitaal minder vaardige patiënten. Hiervoor is in het onderzoek echter geen ondersteunend bewijs gevonden. Ook is geen bewijs gevonden over de (mate van) kosteneffectiviteit.
De ministers Kuipers (VWS), Helder (Langdurige Zorg en Sport) en staatssecretaris Van Ooijen (VWS) sturen de Tweede Kamer per brief de beleidsnota cultuursensitieve zorg. Dit gaat over zorg die rekening houdt met diversiteit.
Download ‘Kamerbrief met beleidsnota cultuursensitieve zorg’
Tijdens dit onderzoek zijn ruim 300 mensen met deze klachten 5 jaar lang gevolgd. Zo is in kaart gebracht hoe de klachten zich ontwikkelen en welke mechanismen daaraan ten grondslag liggen. Om maar meteen duidelijk te zijn, ALK is hetzelfde als de veelgehoorde term SOLK, oftewel Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten. ‘De mensen die met dit soort klachten kampen, voelen zich door de term SOLK vaak niet gerepresenteerd,’ verklaart promovenda en huisarts in opleiding aan Amsterdam UMC Hieke Barends over de keuze voor de term ALK in de PROSPECTS-studie.
‘De term SOLK gaat vooral om wat het níet is, terwijl ALK beschrijft wat het wél is.’
Deze Aanhoudende Lichamelijke Klachten, zoals pijn of vermoeidheid, gaan soms vanzelf over. In andere gevallen houden patiënten langdurig klachten. Deze kunnen variëren van mild tot ernstig. Soms lukt het patiënten zelfs niet meer om te werken. Ook bezoeken patiënten vaak meerdere artsen, zonder dat ze een diagnose en/of behandeling krijgen. ALK heeft dus een grote persoonlijke en maatschappelijke impact, die maakt dat onderzoek ernaar van groot belang is. Barends: ‘Het is belangrijk dat we hier meer over leren, zodat artsen beter weten hoe ze iemand verder kunnen helpen.’
Beloop op lange termijn
De PROSPECTS-studie heeft zich gericht op het beloop van de klachten op lange termijn, iets waar we nog maar weinig vanaf wisten. Mensen met klachten zijn gedurende 5 jaar gevolgd om het beloop van de klachten in kaart te brengen en om na te gaan welke factoren daarmee samenhangen. Met behulp van vragenlijsten gaven de ruim 300 deelnemers regelmatig een beeld van hun fysieke en mentale gezondheid en de ervaren ernst van hun klachten. Een deel van de deelnemers kwam via de huisarts, een ander deel uit de gespecialiseerde behandelcentra.
‘Op basis van eerder onderzoek dachten we dat 50 tot 75% van de mensen met ALK zou herstellen, en dat de klachten bij 10 tot 30% van de mensen chronisch zouden worden’, vertelt Barends. Maar nu mensen langer zijn gevolgd en er op meer momenten is gevraagd hoe het met ze ging, is een ander beeld ontstaan. ‘We zagen al in de 2-jaars meting dat de klachten heel grillig zijn, mensen hebben ups en downs. Maar over een periode van 5 jaar duiden deze toch vaker op een chronisch verloop. Dat blijkt namelijk bij maar liefst 70% van de deelnemers het geval.’
Mechanismen bij ontstaan van klachten
De studie liep al 2 jaar toen Hieke Barends bij het project aansloot als hoofdonderzoeker en promovenda bij de afdeling huisartsengeneeskunde aan Amsterdam UMC, locatie VUmc en Amsterdam Public Health research institute. Na een aantal jaren als arts op de spoedeisende hulp, specialiseert zij zich nu tot huisarts. De data uit het onderzoek heeft ze gebruikt om 3 gangbare modellen voor het blijven voortbestaan van onverklaarde klachten te onderzoeken. Deze modellen vormen de basis van behandelingen, maar waren nog nauwelijks wetenschappelijk onderzocht.
Een van die modellen is de somatosensorische amplificatietheorie. Deze gaat ervan uit dat klachten toenemen wanneer mensen hier meer aandacht aan geven. Uit de data blijkt dit mechanisme inderdaad mee te spelen bij het toenemen van de klachten. Ook heeft Barends gekeken naar de rol van traumatische levensgebeurtenissen, waarvan al bekend is dat deze kunnen leiden tot een hoger risico op ALK.
Invloed van traumatische gebeurtenissen
Dit effect bleek binnen de groep deelnemers aan het onderzoek te verschillen. ‘We zagen dat vooral trauma’s in de jeugd ertoe doen, recente trauma’s hebben op zichzelf minder effect,’ vertelt Barends. ‘De combinatie van trauma in de vroege jeugd en later in het leven kan wel zorgen voor een stapeling, die de kans op een ernstiger beloop van de aanhoudende lichamelijke klachten vergroot.’
Tenslotte heeft Barends gekeken naar de invloed van negatieve gedachten en gedrag. Uit de data bleek dat deze invloed hadden op de mate van ervaren klachten en daarmee gepaard gaande beperkingen. Daarnaast lijken deze factoren elkaar wederzijds te beïnvloeden. ‘Ernstigere ervaren klachten en minder goed functioneren leiden weer tot meer negatieve gedachten. Dit bevestigt het idee dat dit soort circulaire processen een rol kunnen spelen bij het in stand houden van ALK’, licht Barends toe.
Diepte-interviews
Naast de analyse van de data heeft Barends diepte-interviews gehouden met 15 deelnemers van de studie. Hieruit bleek dat vooral het wisselende karakter van de klachten veel impact heeft op het dagelijks leven van mensen met ALK. Barends: ‘Dit grillige verloop zorgt ervoor dat mensen erg bezig zijn met hun klachten. Ze proberen een verergering te voorkomen en richten hun leven hierop in door bepaalde dingen te doen of juist te laten.’
De dataverzameling was vlak voor de coronapandemie afgerond, er is dus geen invloed van coronamaatregelen zoals social distancing op de metingen. Wel heeft Barends de pandemie aangegrepen om met een extra meting te onderzoeken wat de invloed van zo’n gebeurtenis is op de klachten. Deze gegevens moeten nog worden geanalyseerd, dit is geen onderdeel van het proefschrift van Barends.
Bijdrage aan medische praktijk
De promovenda hoopt dat dit onderzoek, ondanks het theoretische karakter, kan bijdragen aan de medische praktijk. Barends: ‘Het is belangrijk dat behandelaars beseffen hoe groot de kans op een chronisch verloop van deze aandoening is. En dat mensen vooral worstelen met de grilligheid van hun klachten. Dit vraagt om een behandeling die meer is gericht op grip krijgen op de klachten, in plaats van blijven zoeken naar een oorzaak of diagnose.’ Ook onderschrijven de bevindingen dat de ernst en het beloop van de aandoening wordt bepaald door een combinatie van factoren.
Wat heeft Barends geleerd van het onderzoek dat ze graag met andere aioto’s wil delen? ‘We hadden in dit onderzoek met een heel lage uitval te maken. Mensen vonden het fijn dat zij zich gehoord voelden en dat zorgde voor een gemotiveerde onderzoekspopulatie. Dat was een mooi startpunt, maar als onderzoeker kun je er een rol in spelen dit vast te houden, bijvoorbeeld door mensen regelmatig op de hoogte te houden met nieuwsbrieven.’
Smaak te pakken
Zelf heeft Barends de smaak van onderzoek doen aardig te pakken. ‘Ik vind het heel leuk om diep in een onderwerp te duiken. Zeker vanuit de huisartsenpraktijk zijn er veel onderwerpen te signaleren die meer onderzoek verdienen.’ Als het aan haar ligt, is dit dus zeker niet het laatste onderzoek. ‘Ik zou ook in de toekomst graag aan de slag willen met meer praktijkgestuurd onderzoek. Dat ligt me wel!’
Programma Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde
Vanuit het programma Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde (HGOG) financieren we projecten die bijdragen aan kennisontwikkeling én aan de academisering van de opleiding huisartsgeneeskunde. Artsen in opleiding tot (klinisch) onderzoeker (aioto’s) doen onderzoek naar wetenschappelijke vragen uit de klinische praktijk van de huisarts rondom diagnostiek, beloop en beleid van klachten en ziekten. In een interviewreeks vertellen de zij waar ze tegenaan lopen in hun onderzoek en welke kennis hun project oplevert.
ZonMw voert het programma uit in opdracht van SBOH; de werkgever van huisartsen in opleiding en specialisten ouderengeneeskunde in opleiding. SBOH financiert de hele huisartsopleiding en opleiding tot specialist ouderengeneeskunde.
Tijdens de jaarlijkse onderzoekersbijeenkomsten wisselen onderzoekers en projectleiders van gedachten over hun ervaringen, uitdagingen, geleerde lessen en aanbevelingen. Zo ontstaat er een mooie kruisbestuiving tussen de projecten met als doel om nog meer impact te realiseren.
De wetenschappelijke adviesraad (WAR) heeft twee nieuwe leden: hoogleraar epidemiologie Joline Beulens en huisarts en hoogleraar huisartsgeneeskunde Jochen Cals. Met de zittende leden vormen zij een multidisciplinair team, dat de Hartstichting gevraagd en ongevraagd zal adviseren op het gebied van wetenschap en zorginnovatie. Wat is hun visie? Wat willen zij toevoegen aan de WAR en wat hopen ze te bereiken?
Joline Beulens
“We weten wat gezond gedrag is. Hoe krijgen we mensen zo ver dat ze dat ook gaan dóen?”
Professor Joline Beulens (1976) is van huis uit voedingswetenschapper en doet epidemiologisch onderzoek om de leefstijl van mensen te beïnvloeden en daarmee het risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Ze staat met het ene been in klinisch onderzoek naar hart- en vaatziekten en het andere in preventie en publieke gezondheid. Dat is niet vanzelf zo gekomen. Ooit opgeleid als diëtist en voedingswetenschapper, raakt ze steeds meer gegrepen door de epidemiologie tijdens haar promotieonderzoek op het gebied van Humane Voeding in Wageningen. Ze bestudeert met twee achtereenvolgende Dekkerbeurzen de rol van vitamine K bij het ontstaan van slagaderverkalking en hart- en vaatziekten. Meer en meer vraagt ze zich af: hoe kunnen we gezond gedrag ook helpen volhouden? Dat is ook de centrale vraag in het consortium SUPREME NUDGE, dat Beulens leidt. In dat consortium werken epidemiologen samen met gedragswetenschappers en psychologen. En wat ze daar leert, past ze weer toe in de soms weerbarstige praktijk van overheidsbeleid als lid van de Commissie Voeding van de Gezondheidsraad. “Ja, dat zijn een hoop verschillende petten. Ik ben er dol op. Van alle specialisten die ik ontmoet, leer ik nog elke dag. Probeer dan maar eens níet geïnspireerd te raken!”
Waar ben je trots op? “Ik denk dat je nooit op vernieuwing komt als je binnen gebaande paden blijft. Je moet juist zoveel mogelijk proberen te leren van andere disciplines. Als voedingskundige en methodoloog specialiseerde ik me in de invloed van één kleine voedingsstof, vitamine K, op grote, veelvoorkomende ziektes diabetes en slagaderverkalking. Terwijl ik dat deed, keek ik zoveel mogelijk mee over de schouders van mensen die ergens anders goed in waren. Ik leerde over de functie van het hart van een cardioloog, hoe je slagaderverkalking meet met verschillende vormen van CT-scans van een radioloog, en later over gedragsverandering van gedragswetenschappers. In al die kennis de grote verbanden ontdekken en samen stappen zetten om een omgeving mogelijk te maken waarin gezond gedrag vanzelfsprekend is: daar ben ik trots op.”
Wat hoop je te bereiken met de WAR? “Ik denk dat we – en dat is afgelopen jaren wel anders geweest – niemand meer hoeven overtuigen van het belang van preventie, gezonde leefstijl en leefomgeving. Het is de uitdaging om te zorgen dat die kennis wordt toegepast in de zorg én op de plek waar mensen wonen en werken. Dat laatste is belangrijk, want veel wat bij de huisarts of in het ziekenhuis is bereikt, gaat in het leven van alledag weer snel verloren. We moeten naar zulke processen fundamenteel onderzoek blijven doen, maar vaak denk ik: we wéten het wel, er is juist meer implementatie en toegepast onderzoek nodig. Het gaat uiteindelijk om het geheel, hoe kennis van het ene domein naar het andere gaat. Of niet. Dáár wil ik in het bijzonder op letten.”
Jochen Cals
“Geef mensen positieve doelen in plaats van ze te labelen met een chronische ziekte. Die aanpakt werkt, maar hoor ik nog veel te weinig.”
Jochen Cals (1980) werkt naast zijn onderzoek naar het verbeteren van diagnostiek, waaronder die van hart- en vaatziekten, in een huisartsenpraktijk in Sittard. Hij maakt zich sterk voor onderzoek dat huisartsen in de dagelijkse praktijk helpt om efficiënt en effectief diagnostiek in te zetten. Hij doet daar zelf onderzoek naar en is kwartiermaker van het Consortium Onderzoek Huisartsgeneeskunde, dat als doel heeft grootschalig wetenschappelijk onderzoek in alle huisartsenpraktijken in Nederland mogelijk te maken, zonder de vakgenoten te veel te belasten. Want: een arts in een ziekenhuis heeft het relatief makkelijk om aan deelnemers voor onderzoek te komen, maar hoe doe je dat als je patiënten van vijfhonderd verschillende praktijken bijeen moet scharrelen? Naast zijn onderzoek en zijn organisatiewerk is hij ook drie dagen per week aan het werk als huisarts. “Zeker vind ik dat ook nu nog elke dag leuk”, lacht de voormalig triatleet. “Het is een interessant tijdsgewricht voor huisartsen en ook ik heb op het Malieveld gestaan, maar ik doe mijn werk nog steeds met veel plezier, net als veel van mijn collega’s. Ik denk dat we ons niet moeten verliezen in het verhaal dat de huisarts verzuipt. Wel dat we het er goed over moeten hebben waar we voor zijn en waarvoor niet.”
Waar ben je trots op? “Dat het me lukt, naast mijn werk in de praktijk, om steeds projecten te blijven bedenken die bruikbare wetenschap opleveren en jonge onderzoekers enthousiast te maken voor het vak. Dat we er samen in slagen om administratieve barrières op te lossen voor al die huisartsen die meedoen aan onze onderzoeken, door de werklast in plaats van bij de huisarts bij onderzoekers te leggen. En de grote onderzoeken die we samen binnenhalen, zonder competitie. Zoals onlangs een groot COVID-onderzoek, gefinancierd door ZonMw: alle vakgroepen huisartsgeneeskunde van alle universitaire medische centra doen mee! Als ik naar mijn eigen onderzoek kijk, dan ben ik trots op de eerste internationale trials voor een vingerprik die binnen een paar minuten vertelt of er een infectie is en dus antibioticum ingezet moet worden. Het is geen hart- en vaatonderzoek, maar geeft wel goed aan wat ik bedoel. Onderzoek dat mensen snel verder helpt en uit het ziekenhuis houdt.”
Wat zou je met de WAR willen bereiken? “Ziekenhuisspecialisten kunnen medicijnen voorschrijven wat ze willen, maar als wij patiënten niet gemotiveerd krijgen om ze te blijven slikken, dan heeft dat weinig zin. En andersom, in het ziekenhuis zijn prachtige apparaten om levens te redden, maar voorkomen dat die levens in gevaar komen, gebeurt juist buiten het ziekenhuis. We hebben elkaar dus heel hard nodig. Er zijn veel goede initiatieven gaande op dat vlak, maar ik denk dat de samenwerking tussen huisartsen en specialisten nog veel beter kan. Mensen zijn niet hun ziekte. Ze komen niet met een bordje met een aandoening op hun voorhoofd binnenlopen. Ik zie het helaas elke dag: van labels word je zieker. Huisartsen kunnen als geen ander helpen bij het ontwikkelen van oplossingen die positief zijn voor patiënten. Dus betrek ons zoveel mogelijk en zo vroeg mogelijk, ook in de wetenschap. Ik vind het wel een mooie rol voor de WAR om meer aan te dringen dat er altijd een huisarts aan boord is bij projecten die huisartsen aan gaan. Je vindt ongetwijfeld wel een huisarts die zegt: leuk idee, maar als je onderzoek gaat ontwikkelen waarvan we bij voorbaat al weten dat dit meer bezoek in onze praktijk oplevert: heb huisartsen dan ook aan het stuur. Daar komen zeker weten mooie dingen uit voort.”