Huisartsen werken vaker in loondienst en in groepspraktijk

Het aantal huisartsen is in de afgelopen jaren toegenomen en zij werken vaker in loondienst of als vaste waarnemer. Ook is er een duidelijke toename van het aantal duo- en groepspraktijken. Het aantal huisartspraktijken bleef nagenoeg gelijk. Dit blijkt uit de jaarlijkse cijfers van het Nivel.

Huisartsen werken vaker in loondienst en in groepspraktijk

Het aantal regulier gevestigde huisartsen is in de periode 2020-2022 met 5% toegenomen, van 11.218 tot 11.754. Hierbij gaat het om de zelfstandig gevestigde huisartsen, huisartsen in dienstverband of huisartsen die werkzaam zijn als vaste waarnemer; huisartsen die werken als wisselend waarnemer zijn niet meegeteld. 

De groei komt vooral door de toename van het aantal huisartsen in dienstverband en vaste waarnemers, blijkt uit de cijfers van Nivel Beroepenregistraties in de Gezondheidszorg.

Het aantal huisartspraktijken is echter nagenoeg gelijkgebleven: van 4885 in 2020 naar 4874 in 2022. Dit aantal neemt heel geleidelijk af sinds 2014, toen waren er nog 5053. Volgens Nivel laat dit zien dat steeds meer huisartsen werkzaam zijn in een praktijk in duo- of groepsverband, en dat er per praktijk gemiddeld steeds meer huisartsen werkzaam zijn. Het aandeel groepspraktijken binnen de totale groep van praktijken is ook toegenomen.

Het aantal huisartsen per inwoner is iets toegenomen: van 6,4 (2020) naar 6,7 (2022) per 10.000 inwoners.

Groepspraktijk

Het merendeel van de regulier gevestigde huisartsen is de laatste jaren werkzaam in een groepspraktijk, een praktijk met drie of meer regulier gevestigde huisartsen. Dit was in 2022 ruim 61%, 32% werkte in een duopraktijk (twee regulier gevestigde huisartsen) en 7% in een solopraktijk (één regulier gevestigde huisarts).

Nivel benadrukt de scherpe afname tussen 2019 en 2020 in het aandeel huisartsen werkzaam in een solopraktijk – van 17% naar 8% – en de sterke toename van het aandeel werkzaam in een groepspraktijk: van 44% naar 58%.

Van alle huisartsenpraktijken was 20% een solopraktijk in 2020, 45% een duopraktijk en 35% een groepspraktijk. In 2022 is het aandeel solopraktijken 18% en het aandeel groepspraktijken 39%.

Binnen de groep regulier gevestigde huisartsen zijn de zelfstandig gevestigde huisartsen steeds de grootste groep, maar hun aandeel neemt wel af. Zo was in 2012 nog 87% van de regulier gevestigde huisartsen zelfstandig, in 2022 was dit 64%. Deze afname was te zien vanaf 2019.

Huisartsendichtheid

Verder blijkt uit de cijfers van het Nivel dat de huisartsendichtheid in bijna alle regio’s tussen 2020 en 2022 gelijk is gebleven of is toegenomen. Dit komt grotendeels doordat het aantal werkzame huisartsen sneller toeneemt dat het aantal inwoners in Nederland. Zowel in 2020 als 2022 zijn het vooral de regio’s in het midden van Nederland – de band tussen Amsterdam, Leiden, Utrecht, Apeldoorn en Nijmegen – die een hoge huisartsendichtheid kennen. Maar ook Zuid-Limburg heeft een hoge huisartsendichtheid. De laagste dichtheid is te zien in de regio West-Brabant.

Het aandeel solopraktijken in 2020 en 2022 is het hoogst (30%) in de regio’s Zuid-Holland Zuid, Zeeland, West-Brabant en Zwolle. De laagste percentages solopraktijen zijn te vinden in het midden van Nederland.

Aandeel vrouwen

Het aandeel vrouwelijke huisartsen neemt al jaren toe: van 43% in 2012 naar 61% in 2022. Deze groei van het aandeel vrouwen is vooral te zien onder de zelfstandig gevestigde huisartsen, van 37% in 2012 tot 52% in 2022. Lag het praktijkhouderschap vroeger voornamelijk bij mannen, nu is dit wat betreft geslacht gelijkelijk verdeeld.

Verder blijkt dat in de periode 2020-2022 vrouwelijke regulier gevestigde huisartsen met 44 jaar gemiddeld jonger zijn dan hun mannelijke collega’s (51 jaar). Dit verschil in gemiddelde leeftijd duidt, volgens Nivel, op twee trends: meer mannen dan vrouwen zijn met pensioen en hebben de beroepsgroep verlaten en meer vrouwen dan mannen stroomden vanuit de opleiding de beroepsgroep in.

Dit artikel is eerder verschenen in Pharmaceutisch Weekblad